(werkwoord)
[alg.] plempen
- Toen de soldaat hoorde dat zijn land had gecapituleerd, plempte hij zijn geweer in een sloot en ging naar huis.
[alg.] storten, lozen, afdanken, wegwerpen
- Omdat ze geen zin hebben hun afval naar het stort te brengen, storten ze het in de natuur.
[alg.] onderaanbieden, verramsjen, (markt)plempen
- Omdat Europa met een boterberg en een melkplas zat, zijn grote hoeveelheden zuivelproducten in Afrika verramsjt. Door dat onderaanbieden benadeelt het de Afrikaanse zuivelproducenten.
[alg.] de bons geven, laten vallen, afdanken, uitdanken
- Ze gaf haar vriend de bons, toen zich een rijke minnaar aandiende.