Werkwoorden vervoegen
walgen
Tegenwoordige tijd walgen
Ik walg
Jij walgt
walg jij?
U walgt
Hij/Zij/Het walgt
Wij walgen
Jullie walgen
Zij walgen
Verleden tijd van walgen
Ik walgde
Jij/U walgde
Hij/Zij/Het walgde
Wij walgden
Jullie walgden
Zij walgden
Voltooid deelwoord van walgen
gewalgd
Tegenwoordig deelwoord van walgen
walgend