Werkwoorden vervoegen
vlotten
Tegenwoordige tijd vlot
Ik vlot
Jij vlot
vlot jij?
U vlot
Hij/Zij/Het vlot
Wij vlotten
Jullie vlotten
Zij vlotten
Verleden tijd van vlot
Ik vlotte
Jij/U vlotte
Hij/Zij/Het vlotte
Wij vlotten
Jullie vlotten
Zij vlotten
Voltooid deelwoord van vlot
gevlot
Tegenwoordig deelwoord van vlot
vlottend