Werkwoorden vervoegen
vloeren
Tegenwoordige tijd vloer
Ik vloer
Jij vloert
vloer jij?
U vloert
Hij/Zij/Het vloert
Wij vloeren
Jullie vloeren
Zij vloeren
Verleden tijd van vloer
Ik vloerde
Jij/U vloerde
Hij/Zij/Het vloerde
Wij vloerden
Jullie vloerden
Zij vloerden
Voltooid deelwoord van vloer
gevloerd
Tegenwoordig deelwoord van vloer
vloerend