Werkwoorden vervoegen
verzoenen
Tegenwoordige tijd verzoenen
Ik verzoen
Jij verzoent
verzoen jij?
U verzoent
Hij/Zij/Het verzoent
Wij verzoenen
Jullie verzoenen
Zij verzoenen
Verleden tijd van verzoenen
Ik verzoende
Jij/U verzoende
Hij/Zij/Het verzoende
Wij verzoenden
Jullie verzoenden
Zij verzoenden
Voltooid deelwoord van verzoenen
verzoend
Tegenwoordig deelwoord van verzoenen
verzoenend