Werkwoorden vervoegen
verstaan
Tegenwoordige tijd verstaan
Ik versta
Jij verstaat
versta jij?
U verstaat
Hij/Zij/Het verstaat
Wij verstaan
Jullie verstaan
Zij verstaan
Verleden tijd van verstaan
Ik verstond
Jij/U verstond
Hij/Zij/Het verstond
Wij verstonden
Jullie verstonden
Zij verstonden
Voltooid deelwoord van verstaan
verstaan
Tegenwoordig deelwoord van verstaan
verstaand