Werkwoorden vervoegen
verjaren
Tegenwoordige tijd verjaren
Ik verjaar
Jij verjaart
verjaar jij?
U verjaart
Hij/Zij/Het verjaart
Wij verjaren
Jullie verjaren
Zij verjaren
Verleden tijd van verjaren
Ik verjaarde
Jij/U verjaarde
Hij/Zij/Het verjaarde
Wij verjaarden
Jullie verjaarden
Zij verjaarden
Voltooid deelwoord van verjaren
verjaard
Tegenwoordig deelwoord van verjaren
verjarend