Werkwoorden vervoegen
vergiftigen
Tegenwoordige tijd vergiftigen
Ik vergiftig
Jij vergiftigt
vergiftig jij?
U vergiftigt
Hij/Zij/Het vergiftigt
Wij vergiftigen
Jullie vergiftigen
Zij vergiftigen
Verleden tijd van vergiftigen
Ik vergiftigde
Jij/U vergiftigde
Hij/Zij/Het vergiftigde
Wij vergiftigden
Jullie vergiftigden
Zij vergiftigden
Voltooid deelwoord van vergiftigen
vergiftigd
Tegenwoordig deelwoord van vergiftigen
vergiftigend