Werkwoorden vervoegen

uitwassen (reinigen)

Tegenwoordige tijd uitwassen

Ik was uit
Jij wast uit
was jij uit?
U wast uit
Hij/Zij/Het wast uit
Wij wassen uit
Jullie wassen uit
Zij wassen uit

Verleden tijd van uitwassen

Ik waste uit
Jij/U waste uit
Hij/Zij/Het waste uit
Wij wasten uit
Jullie wasten uit
Zij wasten uit

Voltooid deelwoord van uitwassen

uitgewassen

Tegenwoordig deelwoord van uitwassen

uitwassend

uitwassen (uitlopen; opschieten)

Tegenwoordige tijd uitwassen

Ik was uit
Jij wast uit
was jij uit?
U wast uit
Hij/Zij/Het wast uit
Wij wassen uit
Jullie wassen uit
Zij wassen uit

Verleden tijd van uitwassen

Ik wies uit
Jij/U wies uit
Hij/Zij/Het wies uit
Wij wiesen uit
Jullie wiesen uit
Zij wiesen uit

Voltooid deelwoord van uitwassen

uitgewassen

Tegenwoordig deelwoord van uitwassen

uitwassend

Werkwoorden vervoegen

Werkwoorden vervoegen is een van de grootste struikelblokken in onze taal. Op deze pagina kan je zoeken naar 11.572 werkwoorden en krijg je de verschillende vervoegingen van de werkwoorden te zien. Zo heb je de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en verschillende vormen overzichtelijk in beeld. Dit alles volgens de officiële Nederlandse spelling.

Alle woorden