Werkwoorden vervoegen
stijven (andere betekenissen)
Tegenwoordige tijd stijven
Ik stijf
Jij stijft
stijf jij?
U stijft
Hij/Zij/Het stijft
Wij stijven
Jullie stijven
Zij stijven
Verleden tijd van stijven
Ik stijfde
Jij/U stijfde
Hij/Zij/Het stijfde
Wij stijfden
Jullie stijfden
Zij stijfden
Voltooid deelwoord van stijven
gestijfd
Tegenwoordig deelwoord van stijven
stijvend
stijven (met stijfsel stijf maken)
Tegenwoordige tijd stijven
Ik stijf
Jij stijft
stijf jij?
U stijft
Hij/Zij/Het stijft
Wij stijven
Jullie stijven
Zij stijven
Verleden tijd van stijven
Ik steef
Jij/U steef
Hij/Zij/Het steef
Wij steven
Jullie steven
Zij steven
Voltooid deelwoord van stijven
gesteven
Tegenwoordig deelwoord van stijven
stijvend