Werkwoorden vervoegen
spenderen
Tegenwoordige tijd spenderen
Ik spendeer
Jij spendeert
spendeer jij?
U spendeert
Hij/Zij/Het spendeert
Wij spenderen
Jullie spenderen
Zij spenderen
Verleden tijd van spenderen
Ik spendeerde
Jij/U spendeerde
Hij/Zij/Het spendeerde
Wij spendeerden
Jullie spendeerden
Zij spendeerden
Voltooid deelwoord van spenderen
gespendeerd
Tegenwoordig deelwoord van spenderen
spenderend