Werkwoorden vervoegen
sommeren
Tegenwoordige tijd Sommeren
Ik sommeer
Jij sommeert
sommeer
U sommeert
Hij/Zij/Het sommeert
Wij sommeren
Jullie sommeren
Zij sommeren
Verleden tijd van Sommeren
Ik sommeerde
Jij/U sommeerde
Hij/Zij/Het sommeerde
Wij sommeerden
Jullie sommeerden
Zij sommeerden
Voltooid deelwoord van Sommeren
gesommeerd
Tegenwoordig deelwoord van Sommeren
sommerend