Werkwoorden vervoegen
schuimen
Tegenwoordige tijd schuimen
Ik schuim
Jij schuimt
schuim
U schuimt
Hij/Zij/Het schuimt
Wij schuimen
Jullie schuimen
Zij schuimen
Verleden tijd van schuimen
Ik schuimde
Jij/U schuimde
Hij/Zij/Het schuimde
Wij schuimden
Jullie schuimden
Zij schuimden
Voltooid deelwoord van schuimen
geschuimd
Tegenwoordig deelwoord van schuimen
schuimend