Werkwoorden vervoegen
scheppen (andere betekenissen)
Tegenwoordige tijd scheppen
Ik schep
Jij schept
schep jij?
U schept
Hij/Zij/Het schept
Wij scheppen
Jullie scheppen
Zij scheppen
Verleden tijd van scheppen
Ik schepte
Jij/U schepte
Hij/Zij/Het schepte
Wij schepten
Jullie schepten
Zij schepten
Voltooid deelwoord van scheppen
geschept
Tegenwoordig deelwoord van scheppen
scheppend
scheppen (maken)
Tegenwoordige tijd scheppen
Ik schep
Jij schept
schep jij?
U schept
Hij/Zij/Het schept
Wij scheppen
Jullie scheppen
Zij scheppen
Verleden tijd van scheppen
Ik schiep
Jij/U schiep
Hij/Zij/Het schiep
Wij schiepen
Jullie schiepen
Zij schiepen
Voltooid deelwoord van scheppen
geschapen
Tegenwoordig deelwoord van scheppen
scheppend