Werkwoorden vervoegen
ruimen
Tegenwoordige tijd ruim
Ik ruim
Jij ruimt
ruim jij?
U ruimt
Hij/Zij/Het ruimt
Wij ruimen
Jullie ruimen
Zij ruimen
Verleden tijd van ruim
Ik ruimde
Jij/U ruimde
Hij/Zij/Het ruimde
Wij ruimden
Jullie ruimden
Zij ruimden
Voltooid deelwoord van ruim
geruimd
Tegenwoordig deelwoord van ruim
ruimend