Werkwoorden vervoegen
rechtmaken
Tegenwoordige tijd rechtmaken
Ik maak recht
Jij maakt recht
maak jij recht?
U maakt recht
Hij/Zij/Het maakt recht
Wij maken recht
Jullie maken recht
Zij maken recht
Verleden tijd van rechtmaken
Ik maakte recht
Jij/U maakte recht
Hij/Zij/Het maakte recht
Wij maakten recht
Jullie maakten recht
Zij maakten recht
Voltooid deelwoord van rechtmaken
rechtgemaakt
Tegenwoordig deelwoord van rechtmaken
rechtmakend