Werkwoorden vervoegen
precipiteren
Tegenwoordige tijd precipiteren
Ik precipiteer
Jij precipiteert
precipiteer jij?
U precipiteert
Hij/Zij/Het precipiteert
Wij precipiteren
Jullie precipiteren
Zij precipiteren
Verleden tijd van precipiteren
Ik precipiteerde
Jij/U precipiteerde
Hij/Zij/Het precipiteerde
Wij precipiteerden
Jullie precipiteerden
Zij precipiteerden
Voltooid deelwoord van precipiteren
geprecipiteerd
Tegenwoordig deelwoord van precipiteren
precipiterend