Werkwoorden vervoegen
peuteren
Tegenwoordige tijd peuteren
Ik peuter
Jij peutert
peuter
U peutert
Hij/Zij/Het peutert
Wij peuteren
Jullie peuteren
Zij peuteren
Verleden tijd van peuteren
Ik peuterde
Jij/U peuterde
Hij/Zij/Het peuterde
Wij peuterden
Jullie peuterden
Zij peuterden
Voltooid deelwoord van peuteren
gepeuterd
Tegenwoordig deelwoord van peuteren
peuterend