Werkwoorden vervoegen
opleggen
Tegenwoordige tijd opleggen
Ik leg op
Jij legt op
leg jij op?
U legt op
Hij/Zij/Het legt op
Wij leggen op
Jullie leggen op
Zij leggen op
Verleden tijd van opleggen
Ik legde op
Jij/U legde op
Hij/Zij/Het legde op
Wij legden op
Jullie legden op
Zij legden op
Voltooid deelwoord van opleggen
opgelegd
Tegenwoordig deelwoord van opleggen
opleggend