Werkwoorden vervoegen
ondervinden
Tegenwoordige tijd ondervinden
Ik ondervind
Jij ondervindt
ondervind jij?
U ondervindt
Hij/Zij/Het ondervindt
Wij ondervinden
Jullie ondervinden
Zij ondervinden
Verleden tijd van ondervinden
Ik ondervond
Jij/U ondervond
Hij/Zij/Het ondervond
Wij ondervonden
Jullie ondervonden
Zij ondervonden
Voltooid deelwoord van ondervinden
ondervonden
Tegenwoordig deelwoord van ondervinden
ondervindend