Werkwoorden vervoegen
moeten
Tegenwoordige tijd moeten
Ik moet
Jij moet
moet jij?
U moet
Hij/Zij/Het moet
Wij moeten
Jullie moeten
Zij moeten
Verleden tijd van moeten
Ik moest
Jij/U moest
Hij/Zij/Het moest
Wij moesten
Jullie moesten
Zij moesten
Voltooid deelwoord van moeten
gemoeten
Tegenwoordig deelwoord van moeten
moetend