Werkwoorden vervoegen
marchanderen
Tegenwoordige tijd marchanderen
Ik marchandeer
Jij/U marchandeert
Hij/Zij/Het marchandeert
Wij marchanderen
Jullie marchanderen
Zij marchanderen
Verleden tijd van marchanderen
Ik marchandeerde
Jij/U marchandeerde
Hij/Zij/Het marchandeerde
Wij marchandeerden
Jullie marchandeerden
Zij marchandeerden
Voltooid deelwoord van marchanderen
gemarchandeerd
Tegenwoordig deelwoord van marchanderen
marchanderend