Werkwoorden vervoegen
intanden
Tegenwoordige tijd intanden
Ik tand in
Jij tandt in
tand jij in?
U tandt in
Hij/Zij/Het tandt in
Wij tanden in
Jullie tanden in
Zij tanden in
Verleden tijd van intanden
Ik tandde in
Jij/U tandde in
Hij/Zij/Het tandde in
Wij tandden in
Jullie tandden in
Zij tandden in
Voltooid deelwoord van intanden
ingetand
Tegenwoordig deelwoord van intanden
intandend