Werkwoorden vervoegen
inademen
Tegenwoordige tijd inademen
Ik adem in
Jij ademt in
adem jij in?
U ademt in
Hij/Zij/Het ademt in
Wij ademen in
Jullie ademen in
Zij ademen in
Verleden tijd van inademen
Ik ademde in
Jij/U ademde in
Hij/Zij/Het ademde in
Wij ademden in
Jullie ademden in
Zij ademden in
Voltooid deelwoord van inademen
ingeademd
Tegenwoordig deelwoord van inademen
inademend