Werkwoorden vervoegen
herbergen
Tegenwoordige tijd herbergen
Ik herberg
Jij herbergt
herberg jij?
U herbergt
Hij/Zij/Het herbergt
Wij herbergen
Jullie herbergen
Zij herbergen
Verleden tijd van herbergen
Ik herbergde
Jij/U herbergde
Hij/Zij/Het herbergde
Wij herbergden
Jullie herbergden
Zij herbergden
Voltooid deelwoord van herbergen
geherbergd
Tegenwoordig deelwoord van herbergen
herbergend