Werkwoorden vervoegen
hemelen
Tegenwoordige tijd hemelen
Ik hemel
Jij hemelt
hemel jij?
U hemelt
Hij/Zij/Het hemelt
Wij hemelen
Jullie hemelen
Zij hemelen
Verleden tijd van hemelen
Ik hemelde
Jij/U hemelde
Hij/Zij/Het hemelde
Wij hemelden
Jullie hemelden
Zij hemelden
Voltooid deelwoord van hemelen
gehemeld
Tegenwoordig deelwoord van hemelen
hemelend