Werkwoorden vervoegen
golfen
Tegenwoordige tijd golfen
Ik golf
Jij golft
golf jij?
U golft
Hij/Zij/Het golft
Wij golfen
Jullie golfen
Zij golfen
Verleden tijd van golfen
Ik golfde
Jij/U golfde
Hij/Zij/Het golfde
Wij golfden
Jullie golfden
Zij golfden
Voltooid deelwoord van golfen
gegolft
Tegenwoordig deelwoord van golfen
golfend