Werkwoorden vervoegen
glazuren
Tegenwoordige tijd Glazuur
Ik glazuur
Jij glazuurt
glazuur jij?
U glazuurt
Hij/Zij/Het glazuurt
Wij glazuren
Jullie glazuren
Zij glazuren
Verleden tijd van Glazuur
Ik glazuurde
Jij/U glazuurde
Hij/Zij/Het glazuurde
Wij glazuurden
Jullie glazuurden
Zij glazuurden
Voltooid deelwoord van Glazuur
geglazuurd
Tegenwoordig deelwoord van Glazuur
glazurend