Werkwoorden vervoegen
nuanceren
Tegenwoordige tijd nuanceren
Ik nuanceer
Jij nuanceert
nuanceer jij?
U nuanceert
Hij/Zij/Het nuanceert
Wij nuanceren
Jullie nuanceren
Zij nuanceren
Verleden tijd van nuanceren
Ik nuanceerde
Jij/U nuanceerde
Hij/Zij/Het nuanceerde
Wij nuanceerden
Jullie nuanceerden
Zij nuanceerden
Voltooid deelwoord van nuanceren
genuanceerd
Tegenwoordig deelwoord van nuanceren
nuancerend