Werkwoorden vervoegen
matigen
Tegenwoordige tijd matigen
Ik matig
Jij matigt
matig
U matigt
Hij/Zij/Het matigt
Wij matigen
Jullie matigen
Zij matigen
Verleden tijd van matigen
Ik matigde
Jij/U matigde
Hij/Zij/Het matigde
Wij matigden
Jullie matigden
Zij matigden
Voltooid deelwoord van matigen
gematigd
Tegenwoordig deelwoord van matigen
matigend