Werkwoorden vervoegen
fronsen
Tegenwoordige tijd fronsen
Ik frons
Jij fronst
frons jij?
U fronst
Hij/Zij/Het fronst
Wij fronsen
Jullie fronsen
Zij fronsen
Verleden tijd van fronsen
Ik fronste
Jij/U fronste
Hij/Zij/Het fronste
Wij fronsten
Jullie fronsten
Zij fronsten
Voltooid deelwoord van fronsen
gefronst
Tegenwoordig deelwoord van fronsen
fronsend