Werkwoorden vervoegen
drommen
Tegenwoordige tijd drommen
Ik drom
Jij dromt
drom jij?
U dromt
Hij/Zij/Het dromt
Wij drommen
Jullie drommen
Zij drommen
Verleden tijd van drommen
Ik dromde
Jij/U dromde
Hij/Zij/Het dromde
Wij dromden
Jullie dromden
Zij dromden
Voltooid deelwoord van drommen
gedromd
Tegenwoordig deelwoord van drommen
drommend