Werkwoorden vervoegen
corrigeren
Tegenwoordige tijd corrigeren
Ik corrigeer
Jij corrigeert
corrigeer
U corrigeert
Hij/Zij/Het corrigeert
Wij corrigeren
Jullie corrigeren
Zij corrigeren
Verleden tijd van corrigeren
Ik corrigeerde
Jij/U corrigeerde
Hij/Zij/Het corrigeerde
Wij corrigeerden
Jullie corrigeerden
Zij corrigeerden
Voltooid deelwoord van corrigeren
gecorrigeerd
Tegenwoordig deelwoord van corrigeren
corrigerend