Werkwoorden vervoegen
bloeien
Tegenwoordige tijd bloeiend
Ik bloei
Jij bloeit
bloei
U bloeit
Hij/Zij/Het bloeit
Wij bloeien
Jullie bloeien
Zij bloeien
Verleden tijd van bloeiend
Ik bloeide
Jij/U bloeide
Hij/Zij/Het bloeide
Wij bloeiden
Jullie bloeiden
Zij bloeiden
Voltooid deelwoord van bloeiend
gebloeid
Tegenwoordig deelwoord van bloeiend
bloeiend