Werkwoorden vervoegen
beteren (beter worden)
Tegenwoordige tijd beter
Ik beter
Jij betert
beter jij?
U betert
Hij/Zij/Het betert
Wij beteren
Jullie beteren
Zij beteren
Verleden tijd van beter
Ik beterde
Jij/U beterde
Hij/Zij/Het beterde
Wij beterden
Jullie beterden
Zij beterden
Voltooid deelwoord van beter
gebeterd
Tegenwoordig deelwoord van beter
beterend