Werkwoorden vervoegen
beschaven
Tegenwoordige tijd beschaven
Ik beschaaf
Jij beschaaft
beschaaf jij?
U beschaaft
Hij/Zij/Het beschaaft
Wij beschaven
Jullie beschaven
Zij beschaven
Verleden tijd van beschaven
Ik beschaafde
Jij/U beschaafde
Hij/Zij/Het beschaafde
Wij beschaafden
Jullie beschaafden
Zij beschaafden
Voltooid deelwoord van beschaven
beschaafd
Tegenwoordig deelwoord van beschaven
beschavend