Werkwoorden vervoegen
berouwen
Tegenwoordige tijd berouw
Ik berouw
Jij berouwt
berouw jij?
U berouwt
Hij/Zij/Het berouwt
Wij berouwen
Jullie berouwen
Zij berouwen
Verleden tijd van berouw
Ik berouwde
Jij/U berouwde
Hij/Zij/Het berouwde
Wij berouwden
Jullie berouwden
Zij berouwden
Voltooid deelwoord van berouw
berouwd
Tegenwoordig deelwoord van berouw
berouwend