Werkwoorden vervoegen
banken
Tegenwoordige tijd banken
Ik bank
Jij bankt
bank jij?
U bankt
Hij/Zij/Het bankt
Wij banken
Jullie banken
Zij banken
Verleden tijd van banken
Ik bankte
Jij/U bankte
Hij/Zij/Het bankte
Wij bankten
Jullie bankten
Zij bankten
Voltooid deelwoord van banken
gebankt
Tegenwoordig deelwoord van banken
bankend