Werkwoorden vervoegen
afweten
Tegenwoordige tijd afweten
Ik weet af; afweet
Jij/U weet af; afweet
Hij/Zij/Het weet af; afweet
Wij weten af; afweten
Jullie weten af; afweten
Zij weten af; afweten
Verleden tijd van afweten
Ik wist af; afwist
Jij/U wist af; afwist
Hij/Zij/Het wist af; afwist
Wij wisten af; afwisten
Jullie wisten af; afwisten
Zij wisten af; afwisten
Voltooid deelwoord van afweten
afgeweten
Tegenwoordig deelwoord van afweten
afwetend