Werkwoorden vervoegen
afmelken
Tegenwoordige tijd afmelken
Ik melk af
Jij melkt af
melk jij af?
U melkt af
Hij/Zij/Het melkt af
Wij melken af
Jullie melken af
Zij melken af
Verleden tijd van afmelken
Ik melkte af
Jij/U melkte af
Hij/Zij/Het melkte af
Wij melkten af
Jullie melkten af
Zij melkten af
Voltooid deelwoord van afmelken
afgemolken
Tegenwoordig deelwoord van afmelken
afmelkend