Werkwoorden vervoegen
aanreiken
Tegenwoordige tijd aanreikend
Ik reik aan
Jij reikt aan
reik jij aan?
U reikt aan
Hij/Zij/Het reikt aan
Wij reiken aan
Jullie reiken aan
Zij reiken aan
Verleden tijd van aanreikend
Ik reikte aan
Jij/U reikte aan
Hij/Zij/Het reikte aan
Wij reikten aan
Jullie reikten aan
Zij reikten aan
Voltooid deelwoord van aanreikend
aangereikt
Tegenwoordig deelwoord van aanreikend
aanreikend