Werkwoorden vervoegen
aanhelen
Tegenwoordige tijd aanhelen
Ik heel aan
Jij heelt aan
heel jij aan?
U heelt aan
Hij/Zij/Het heelt aan
Wij helen aan
Jullie helen aan
Zij helen aan
Verleden tijd van aanhelen
Ik heelde aan
Jij/U heelde aan
Hij/Zij/Het heelde aan
Wij heelden aan
Jullie heelden aan
Zij heelden aan
Voltooid deelwoord van aanhelen
aangeheeld
Tegenwoordig deelwoord van aanhelen
aanhelend