Werkwoorden vervoegen
aanfloepen
Tegenwoordige tijd aanfloepen
Ik floep aan/aanfloep
Jij floept aan/aanfloept
floep aan
U aanfloept/floept aan
Hij/Zij/Het floept aan/aanfloept
Wij floepen aan/aanfloepen
Jullie floepen aan/aanfloepen
Zij floepen aan/aanfloepen
Verleden tijd van aanfloepen
Ik floepte aan/aanfloepte
Jij/U floepte aan/aanfloepte
Hij/Zij/Het floepte aan/aanfloepte
Wij floepten aan/aanfloepten
Jullie floepten aan/aanfloepten
Zij floepten aan/aanfloepten
Voltooid deelwoord van aanfloepen
aangefloept
Tegenwoordig deelwoord van aanfloepen
aanfloepend