ZOMERKADE, v. (-n), kleine dijk of dam langs de zomerbreedte van een water;
...KALVIJN, m. (-s), eene soort van zomerappel;
...KERS, v.;
...KEUKEN, v. (-s), keuken die ’s zomers gebruikt wordt;
...KLEED, o. (-eren);
...KLEEDING, v.;
...KLOKJE, o. (-s), een narcisachtig plantje in moerassige weilanden, dat van April tot Juni bloeit (leucojom aestivum);
...KNOL, m. (-len), platronde witte Meiknol;
...KOOL, v.;
...KOREN, o.;
...KOST, m. kost die Js zomers gegeten wordt;
...KOSTUUM, o. (...turnen, -s), zomerkleeding;
...KWARTAAL, o. (...talen), de drie zomermaanden;
...LAURIER, m. (-en);
...LIED, o. (-eren), lied waarin de zomer bezongen wordt;
...LOOFBOOM, m. (-en), boom die alleen ’s zomers loof draagt;
...LOON, o. (-en), loon voor arbeid die des zomers verricht wordt;
...LUCHT, v.;
...LUST, m. uitspanning in den zomer;
...MAAND, v. (-en), eene der drie maanden van den zomer; de drie zomermaanden zijn Juni, Juli en Augustus; inz. de eerste dezer drie: Juni;
...MALUWE, v. (plantk.);
...MANTEL, m. (-s), lichte, dunne mantel voor den zomer;
...MORGEN, m. (-s);
...NACHT, m. (-en);
...OCHTEND, m. (-en);
...OOFT, o. zomerfruit;
...PAD, o. (-en), pad waarvan men zich bijna alleen des zomers bedient;
...PAK, o. (-ken),
...PAKJE, o. (-s), jas, broek en vest van zomerstof;
...PALEIS, o. paleis alleen des zomers bewoond;
...PEER, v. (...peren);
...PEIL, o. stand van het zomerwater in een polder;
...PIPPELING, m. (-en), eene soort van zomerappel;
...PLANT, v. (-en), plant die alleen ’s zomers groeit;
...REGEN, m. (-s), regen die in den zomer valt;
...REIS, v. (...zen), reis gedurende den zomer;
...ROGGE, v. rogge in het voorjaar gezaaid; .. .ROOS, v. (.. .rozen), zekere bloem;.. .SEIZOEN, o.