Gepubliceerd op 06-12-2018

ZETEL

betekenis & definitie

ZETEL, m. (-s), zitplaats, stoel: iem. een zetel aanbieden;

— (fig.) verblijfplaats (inz. van een vorst of anderen voornamen persoon); de koninklijke zetel, de troon; de pauselijke zetel, de heilige stoel; bisschoppelijke zetel, verblijfplaats van den bisschop;
deze maatschappij heeft haar zetel (is gevestigd) te...

< >