ZETEL, m. (-s), zitplaats, stoel: iem. een zetel aanbieden;
— (fig.) verblijfplaats (inz. van een vorst of anderen voornamen persoon); de koninklijke zetel, de troon; de pauselijke zetel, de heilige stoel; bisschoppelijke zetel, verblijfplaats van den bisschop;
— deze maatschappij heeft haar zetel (is gevestigd) te...