ZEDE, v. (-n), wijze, gewoonte, wat in kleineren of grooteren kring in gebruik is, goed genoemd wordt: de zeden van een land; de goede zeden, de goede gewoonten;
— de zedelijkheid: dat is strijdig met de goede zeden ; rein van zeden zijn; vergrijp tegen de zeden; kwade samensprekingen bederven de goede zeden.