WELKOM, bw. gelegen komende : iem. welkom heeten, hem bij zijne aankomst begroeten, ontvangen ;
— bn. (meer-, meest-), aangenaam : hij is mij welkom, zijne komst is mij aangenaam ; een welkome gast; niets kon mij meer welkom zijn;
—, tw. welkom, welkom hier ! welkom thuis !,
—, o. of WELKOMST, v. (fig.) onthaal, gegeven door leerlingen bij hunne eerste komst.