WAARNEMEN - (nam waar, heeft waargenomen), in acht nemen, acht slaan op : zijn plicht waarnemen; behoorlijk zijne zaken waarnemen, besturen; iemands zaken waarnemen;
— men moet de gelegenheid waarnemen, daarvan gebruik maken, partij trekken;
— zijn tijd waarnemen, wel besteden;
— de wacht waarnemen, betrekken, hebben;
— doe de groeten thuis !
— ik hoop het waar te nemen, ik hoop er om te denken, het niet te vergeten;
— wind en weder waarnemen, doorstaan, verduren, (ook fig.) met veel onaangenaamheden te kampen hebben;
— (zeew.) een touw waarnemen, aanvatten;
— een ambt waarnemen, bekleeden (tijdelijk of voorgoed);
— gadeslaan, letten op : een verschijnsel waarnemen; die bijzonderheden zijn alleen met het gewapend oog waar te nemen;
— dat heb ik dikwijls waargenomen, opgemerkt;
— (zeew.) beschouwen, opmeten: waargenomen breedte. WAARNEMING, v. (-en), het waarnemen (in alle bet.)..
