Gepubliceerd op 06-12-2018

VOORT

betekenis & definitie

VOORT - bw. dadelijk, terstond: ik kom voort bij u;

— op weg, vertrokken, de schuit, de trein is voort; hij is voort, verdwenen;
—, tw. voort! voort! vooruit, verder weg! (Voort vormt met een zeer groot aantal werkw. scheidbare samenstellingen, waarin het meestal eene voortduring te kennen geeft; voor de vervoeging dier werkw. zie men bij de enkelvoudige.)