Gepubliceerd op 06-12-2018

VLERK

betekenis & definitie

VLERK - v. (-en), vleugel van een vogel: de roofvogels hebben lange vlerken;

— (fig.) de vlerken laten hangen, moedeloos neerzitten;
— (gemeenz.) blijf er met je vlerken af, met je handen; arm : hij pakte hem bij zijne vlerk;
— vleugel van een vogel om mede te wisschen, schoon te maken;
— (gemeenz.) onbeleefde kerel, kinkel: een vlerk van een vent;
— (zeew.) deel van het scheepswant tusschen de windveeren en de hekstutten. VLERKJE, o. (-s). ' ‘